NMD: geld geven en witte vlekken invullen

Gelukkig stellen steeds meer opdrachtgevers stevige duurzame eisen aan hun nieuwe gebouwen. Voor het bouwbedrijf komen dan snel de specifieke bouwproducten in beeld, mét hun duurzame eigenschappen. Welke zijn het best? Hoe duurzaam die materialen precies zijn, is goed te zien op hun productkaarten in de Nationale Milieudatabase (NMD). Maar gek genoeg is er nog lang niet van alle producten zo’n kaart, er zijn nog heel wat witte vlekken. Dat is de aanleiding voor de NMD om een ‘Witte vlekken project’ op te zetten én om subsidie te geven voor dergelijke kaarten.

John Drissen, accountmanager van NMD vertelt: “We willen via het Witte vlekken-project leveranciers stimuleren om een Life Cycle Analysis (LCA) te maken van hun producten en zo productkaarten daarvan in de NMD te krijgen. Dat kost tijd, geld en inspanning. Wij geven aan de bedrijven dan 2500 euro als tegemoetkoming. Zo verzachten we de pijn. Voor sommige is dat al genoeg.”


Opstellen van een LCA is een ‘klus’ waar sommige bedrijven tot nu toe nog vanaf zien. NMD komt deze bedrijven dus tegemoet en ook DGBC kan hierin veel betekenen, zoals via het LIFE Level(s) congres op 29 september. John Drissen is dan een van de sprekers.


Drissen ziet niet alleen graag meer kaarten, hij heeft ook speciale voorkeuren: “We zijn vooral geïnteresseerd in producten uit specifieke categorieën: Installaties en biobased, daarnaast zijn er nog aluminium producten en de categorie ‘hergebruikte materialen’. Tot slot geven we innovatieve bouwproducten speciale en positieve aandacht, want de kleine startups die deze produceren, hebben vaak nog helemaal geen informatie over de milieuaspecten van hun product.”


Lees meer over de vergoedingsregelingen voor installaties en voor biobased.

Opdrachtgevers

Waarom zou je in de NMD willen met specifíeke productkaarten? Zijn de generieke – merkloze – kaarten niet genoeg? Drissen: “Vaak verwijst een publieke opdrachtgever naar de NMD en de bijbehorende rekenmethoden, dus het is alleen daarom al logisch voor producenten om zulke kaarten te laten maken. Maar ook bij kleinere projecten geldt dit. Het begint al met een bouwaanvraag, met de omgevingsvergunning dus. Dan word je meteen geconfronteerd met de bepalingsmethode van de NMD, waarbij je architect zegt: mijn materialen zitten daar niet in. Dat zijn dus witte vlekken. Zo is dit project ontstaan. De database moet daarom veel meer gevuld zijn met productkaarten.”

LCA

Drissen legt uit wat er moet gebeuren om zo’n kaart te ontwikkelen: “Eerst verzamelt de producent heel veel data over het product, Daarmee vult hij alle aspecten van een LCA in. De gegevens worden daarna geordend in een rapport en de data worden door een externe partij ge-audit. Als het rapport akkoord wordt bevonden, beschikt het bedrijf over milieudata voor de NMD.”

Dit is voor veel bedrijven onbekend terrein, weet de accountmanager: “Vaak weten ze niet waar ze moeten beginnen. Mijn advies is dan ook: ‘Laat je niet ontmoedigen, maar neem een LCA-expert in de arm’. Dan weet je ook meteen hoe duurzaam en goed je product is. Sommige producenten zijn bang voor een slechte beoordeling in de NMD en een vervelende vergelijking met andere producten. Maar als je helemaal niet in de NMD staat, kiest de bouwer of ontwerper ook voor je concurrent. Begin dus gewoon en verbeter stap voor stap je productieproces waar nodig – en communiceer daarover met je afnemers.”

Keuzes

Deze procedure is een investering, die voor elk product of systeem bekeken moet worden. De prijs kan dus ook enorm verschillen. “Een heel goedkope LCA kan voor 6.000 euro” aldus Drissen, “maar ik heb ze ook van 20.000 euro gezien. De leverancier moet heel veel data verzamelen voor de LCA-uitvoerder. Ook als het gaat om die delen van het proces die bijvoorbeeld plaatsvinden in China. Dat is veel werk. Maar ja, je wilt dicht bij de – vaak ingewikkelde – werkelijkheid komen voor het beste beeld. Daarna is het een kwestie van een paar uur, hooguit een paar dagen. Als je het beter wilt doen, moet je je dus verdiepen in het productieproces, maar ook in de gebruiksfase. Dan is het jouw keuze waar en hoe je wilt verbeteren.”

Installaties

Drissen benadrukt de categorie ‘Installaties’. “Daar moeten veel meer specifieke kaarten in, eventueel ook van categorie 2. De duurzame kwaliteit van de producten moet omhoog, fabrikanten moeten echt stappen ondernemen richting duurzaamheid en LCA’s ontwikkelen voor hun producten. Dat is een strategische stap, al kan de aanleiding bijvoorbeeld een uitvraag zijn. Dat is een beweging die we veel zien: aannemers en grote projecten zetten druk op de leveranciers. Ze willen specifieke producten gebruiken, maar daar moet wel een productkaart met milieugegevens van zijn, anders valt het niet door te rekenen. Zo’n kaart maken gaat gelukkig vrij snel. Ook zien we het andersom: het bedrijf wil zelf duurzamer worden. Dus brengen ze hun product duurzamer naar voren. Bij al die bedrijven hoop ik dat ze bij NMD uitkomen en een LCA laten uitvoeren. Ook zien we nog wel eens duurzaamheidsafdelingen als stuwende kracht achter LCA’s van een bedrijf.”

Biobased

Drissen was lang actief als architect in het buitenland, voor hij bij NMD aan de slag ging. “De wereld van de Nederlandse bouw is aan het veranderen” zag hij bij terugkomst. “De transitie heeft hier meer invloed dan in het buitenland. Dat merkte ik duidelijk toen ik na 6 jaar in het buitenland hier terugkeerde. De schok was best groot; de gesprekken zijn anders, de problemen zijn anders.”

Hij verdiepte zich vooral in biobased bouwen, dat een prominente plek inneemt in het Witte vlekken plan, maar: “bij die categorie gaat het niet zozeer om het invullen van witte vlekken. Het gaat om het in de praktijk brengen van biobased en andere hernieuwbare bouwproducten. De NMD is een middel om dat te bereiken.”

Drissen is niet de enige die gefascineerd is dit soort bouwproducten. “Er wordt heel veel gesproken over biobased” ziet hij. “Aannemers spreken erover, ontwerpers spreken erover, ze willen allemaal meer gebruik maken van biobased, terwijl fabrikanten graag hun producten biobased noemen, of tenminste dat hun producten een biobased component hebben. Je hebt ook nieuwe ondernemers, die antwoord willen geven op de vraag naar biobased materialen. Ik zie heel veel ontwikkelingen op dit vlak, ook via onderzoekstrajecten op Wageningen Universiteit en hogescholen.  Ze kijken naar de technische prestaties van biobased materiaal waarvan we nog geen gegevens hebben. Dan moet je denken aan aspecten zoals brandwerendheid.”

Drissen ziet nog veel interessante uitdagingen voor biobased producten, want: “Er is nog weinig informatie over hoe je moet bouwen met biobased materialen. Welke zijn er eigenlijk, hoe moet je ze toepassen, wat zijn de details? Hoe lang gaan ze mee? Daar moet de sector nog veel ervaring mee opdoen. We gaan nu van theoretische modellen naar de praktijk, net als 10 à 15 jaar geleden met energieprestaties. De wereld van biobased is heel breed, heel complex – en het staat enorm in de belangstelling.”

LIFE Level(s) ​​​​​​​

De Nationale Milieudatabase zet in op LCA’s. Het thema Life Cycle Analysis is ook één van de belangrijkste onderdelen van het Europese Life Level(s) project. DGBC begon anderhalf jaar geleden met dit project, samen met zeven andere Europese Green Building Councils.  Binnen Life Level(s) staan naast LCA ook LCC (Life Cycle Costing) en IAQ (Indoor Air Quality) centraal. Life Level(s) heeft als doel om duurzaam bouwen in Europa te standaardiseren.


SDG's

Logo voor Industrie, innovatie en infrastructuurIndustrie, innovatie en infrastructuur

Gerelateerd

Europees Parlement

EU geeft definitieve goedkeuring aan herziening verordening bouwproducten (CPR)

Whitepaper met alle informatie die je nodig hebt om data over je energiegebruik te verzamelen. 'Sturen op werkelijk energiegebruik' gidst bedrijven door datadoolhof

Waarom sturen op werkelijk energiegebruik en hoe doe je dat?

Building Life ambassadeur Sven ’t Hart is junior adviseur bij adviesbureau Merosch.

'CO2-gestuurd bouwen is nog een relatief onbekend onderwerp'