INBO: ‘Het denken over duurzaamheid toen, is zover als circulariteit nu’ 

INBO is een van de founding partners van DGBC. “Het idee was destijds de bewustwording dat met elkaar slim nadenken de verduurzaming op gang kon helpen”, zegt Jop Alberts, architect-partner bij INBO. “Duurzaamheid was toen erg abstract en een aantal mensen zag het belang, maar hoe maak je dat gemeengoed? Dat was de vraag van toen”, vult collega Josine van Gulik, partner business development en creative engineering aan.  

“De destijds betrokken personen werken hier niet meer, maar wat ik ervan begreep is dat toenmalig directeur Theo Joosten al bezig was met verduurzamen en adviseur-partner Jeanet van Antwerpen kwartiermaker was. Toenmalig DGBC-directeur Stefan van Uffelen heeft de organisatie toen verder uitgebouwd”, zegt Alberts. Van Gulik: “Het denken over duurzaamheid was toen ongeveer zo ver als dat nu is met circulariteit. Zoeken naar hoe je dat meet en aantoont. Die slag maakten we toen met duurzaamheid. Daarbij hielp het BREEAM-NL keurmerk, want daarmee kan je laten zien dat je aantoonbaar duurzaam bent. Jeanet van Antwerpen was voorzitter van de DGBC-adviesgroep BREEAM-NL Gebied en maakte zich hard voor het toevoegen van de categorie management aan het keurmerk, om de ambitie te borgen voor langere termijn. Dat was haar verdienste.” 

De mens belangrijk 

Ontwerpers maken bij iedere lijn die ze trekken een keuze die ook duurzaamheid raakt. De vorm, want een vierkant gebouw heeft minder verliesoppervlak dan een langwerpig gebouw, bijvoorbeeld. “We laten oplossingen zien en doen voorstellen hoe gebouwen beter kunnen”, zegt Van Gulik. “De mens is heel belangrijk in onze ontwerpen. Zij moeten in het gebouw wonen of werken en gebouwen vormen ook de wanden van de publieke ruimte waarin mensen verblijven. We willen bijdragen aan een buurt waar mensen fijn samenleven. De waarde van een gebouw zit niet alleen in stenen, maar in het hele gebouw. Duurzaamheid gaat voor ons niet alleen om materialen en energiegebruik, maar vooral ook over de mens en sociale cohesie.” 

“In ieder ontwerp maak je keuzes voor schoonheid en materialen en daarbij kijken we steeds vaker naar biobased, met een oorsprong in de natuur. De hoeveelheid installaties in een gebouw proberen we te minimaliseren. Als wij bijvoorbeeld een keuken aan de ene kant en een badkamer aan de andere kant van een woning ontwerpen, kost dat heel veel leidinglengte”, zegt Alberts.  

Bewust maken 

INBO probeert opdrachtgevers bewust te maken wat de effecten zijn van bepaalde keuzes. Dat gaat steeds beter, zeker bij de grotere opdrachtgevers die ook DGBC-partner zijn, maar toch blijkt geld nog vaak een doorslaggevende factor. “Voor een woningcorporatie hebben we onder de noemer ‘Reconsider’ een studie gedaan naar een nieuwe circulaire woning in hout. We zagen sociale huurwoningen onder prijsdruk steeds kleiner en kariger worden en waren ervan overtuigd dat het anders kon. We zijn gestart bij het standaard Programma van Eisen, daar waren door de jaren heen allerlei eisen aan toegevoegd die gemakkelijk weer geschrapt konden worden. Dat scheelde al veel materiaal. In het ontwerp hebben we alle conventies overboord gegooid. Heb je per se een hal nodig bij binnenkomst en kan de keuken ook verplaatsbaar zijn? Soms liepen we wel tegen wetgeving aan. Zo bleek het lastig de meterkastdeur te laten vervallen; wetgeving schrijft nog steeds een deur met rooster voor terwijl er geen gas meer in zit. Tot slot hebben we ook bewoners betrokken bij het ontwerp en onderzocht of zij bereid waren bij te dragen, door bijvoorbeeld luiken op tijd te sluiten als het binnen te warm of te koud is. Dat levert nieuwe manieren van denken op”, aldus Van Gulik.  

Zij ziet die verandering in denken ook breder: “Ook in de politiek dringt door dat er geen andere keuze meer is dan verder verduurzamen. Beleggers willen ook alleen nog maar investeren in duurzaam vastgoed. In de bouw zijn ze wat traditioneler en meer volgend.” Alberts: “Ik zou het risicomijdend noemen. Buiten gebaande paden gaan, is dan heel spannend, want daar kleven risico’s aan. En iemand moet het betalen, dus dat maakt dat ze liever eerst even achteroverleunen en het aankijken voor ze erin meegaan.”

Rol van DGBC 

De rol van DGBC zien ze nu vooral als kennisinstituut en als lobbyist bij de landelijke overheid. “Ze kan bij de minister aankloppen en invloed hebben op de regelgeving”, zegt Van Gulik. “De onafhankelijke positie is ook belangrijk, want zo kan ze duurzaamheid meer in de markt zetten”, zegt Alberts. “Neem Paris Proof, dat kan alleen door een onafhankelijk instituut zo ver komen. De rol daar is voor DGBC misschien nog wel belangrijker dan BREEAM-NL, dat heeft zijn waarde wel bewezen, maar is nu niet meer het belangrijkste”, neemt Van Gulik over.  

Alberts ziet dat de wereld van de duurzaamheid aan complexiteit toeneemt, zeker sinds 2008. “De kracht van DGBC is dat ze al die facetten meeneemt. Het is belangrijk om daarin overzicht te houden, anders wordt het een papieren werkelijkheid. Het is mooi dat er dan BREEAM-NL is waarmee je kunt bewijzen dat je aan alles hebt gedacht.” Als ontwerpers zoeken ze juist ook naar oplossingen voor al die facetten en daarmee hebben ze een belangrijke rol. "Dat vraagt ook om veel creativiteit. Dan is het handig als DGBC duidelijk maakt hoe je dat meet."

BHAG 

Maar het idee dat de gebouwde omgeving binnen een aantal jaar volledig duurzaam zou zijn, omschrijft Van Gulik als te mooi om waar te zijn. “Het is een BHAG, zoals wij dat noemen. Een Big, Hairy, Audacious Goal, een doel dat je nastreeft maar waarvan je weet dat je het nooit helemaal gaat halen. Als je ziet voor wat voor uitdagingen we staan, is er voor DGBC nog genoeg bestaansrecht. Het is goed dat DGBC de vertaalslag maakt van Paris Proof naar wat dat betekent voor de Nederlandse bouwindustrie en instrumenten biedt om het te meten, daar bewijs je de sector een dienst mee.”  

Alberts ziet ook zijn lidmaatschap van de DGBC-programmaraad Circulariteit als waardevol. “De discussies daar zijn vaak net breder dan dat je in je dagelijks werk meekrijgt. De vraag hoe je kunt verduurzamen is vaak complex, maar het hoeft niet altijd ingewikkeld te zijn. Neem het voorbeeld van Assa Abloy waar monteurs elkaar belden voor hergebruik van onderdelen. Daar is een centrum uit voortgekomen waar de onderdelen worden hersteld en klaargemaakt voor hergebruik. Je kunt klein beginnen, het hoeft niet altijd hoog over.”  

“De hele industrie moet om, de manier van denken. Materialen die een nieuw leven krijgen, dat blijft niet bij deuren als tafelblad hergebruiken. Het gaat steeds vaker over waar het vandaan komt en waar het naartoe kan. Producenten die producten terugnemen voor hergebruik kunnen ook elders in de keten naar oplossingen zoeken”, zegt Van Gulik. Daar is Alberts het mee eens. Het ontwerpen is veranderd door meer na te denken over de eigenschappen van materialen. “We moeten meer ontwerpen met wat voorhanden is en niet per se met producten uit China of Finland”, zegt Alberts.  

Dit artikel is een aflevering in de serie interviews met de founding partners van DGBC. DGBC bestaat dit jaar vijftien jaar en met de oprichters van toen, die na vijftien jaar nog steeds partner zijn, kijken we terug op de oprichting, naar de ontwikkelingen die zijn doorgemaakt en werpen we een blik op de toekomst.

DGBC-partners

INBO

Gerelateerd

Europees Parlement

EU geeft definitieve goedkeuring aan herziening verordening bouwproducten (CPR)

Whitepaper met alle informatie die je nodig hebt om data over je energiegebruik te verzamelen. 'Sturen op werkelijk energiegebruik' gidst bedrijven door datadoolhof

Waarom sturen op werkelijk energiegebruik en hoe doe je dat?

Building Life ambassadeur Sven ’t Hart is junior adviseur bij adviesbureau Merosch.

'CO2-gestuurd bouwen is nog een relatief onbekend onderwerp'