Optelsom biobased + prefab + digitaal kan beton verslaan   

Digitale houtbouw op grote schaal zet het ontwerpproces op z’n kop. Ook moet het bouwproces eraan geloven, tot en met de bouwplaats zelf – en voor wantrouwen is ook geen plek meer. In een serie gesprekken kijkt DGBC vooruit naar de mogelijkheden en gevolgen van grootschalige houtbouw, samen met bouwers, ontwikkelaars, architecten en financiers. Deze keer komen restwaarde, echt samenwerken en de ‘bouwplaatsloze bouwplaats’ langs in een gesprek tussen Ruben Zonnevijlle (Programmamanager Circulariteit DGBC) en Bob Elzen (directeur Treetek), Gert van Vugt (CEO Sustainer) en Jop Alberts (architect - partner, INBO).

Laten we beginnen bij de plek waar het tot nu toe allemaal concreet gebeurt: “De archetypische bouwplaats is stoffig, lawaaiig en vaak weinig georganiseerd. Veel onderaannemers nemen weer hun onderaannemers mee; er is weinig eigenaarschap als het gaat om kwaliteit en veiligheid. Er zijn te veel transportbewegingen, bouwen kost veel tijd aan afstemming – terwijl je dat vooraf kunt doordenken”, is de observatie van Bob Elzen. “Dat voordenken zit in het ontwerp, in de integraliteit daarvan, het zit in fabricage maar ook in uitvoering, dus hoe je het monteert en assembleert.” Hij ziet een bouwplaatsloze bouwplaats aan de horizon, wanneer houtbouw eenmaal grootschalig doorgebroken is. Of zoals hij het zelf verwoordt: “Dit betekent dat we voor elektrificering gaan, ook voor prefabricage én we houden binnenstedelijk rekening met geluidsoverlast. Al de impact die een bouwplaats traditioneel heeft – stof, lawaai, verkeersoverlast en het duurt lang – die kun je voor een groot deel voorkomen door een hoge mate van prefabricage, mét veel logistieke en communicatietechnische afstemming.” 

 

Geen halve instructies 

Gert van Vugt sluit direct hierop aan: “Industrieel werken met hout, daarin kun je heel ver gaan: de afwerking aan de buitenkant, de afwerking aan de binnenkant en de installatietechniek, maar ook de badkamer en de keuken zitten dan gewoon al in de module. Het plaatsen van een nieuwe module op de vorige module kost ongeveer 2 minuten. Parallel zorgt een ploeg van binnenuit voor de bevestiging. Deze snelheid in montage is een randvoorwaarde als je van een bouwplaats een montageplaats wil maken. Dat zijn de zaken die je vooraf moet doordenken, tot in details, is de sleutel. Dan past het gewoon.” 

Het is wel echt anders dan het traditionele bouwen, weet Van Vugt: “Hout forceert je om van tevoren goed na te denken over wat je exact wilt gaan maken. Want die zaag- of freesmachine kan niks met halve instructies.”

Sustainer heeft inmiddels zeven jaar ervaring opgedaan en Van Vugt meldt dat “we tot de conclusie zijn gekomen dat biobased, prefab/industrieel en digitaal elkaar heel erg versterken. Dus het robotisch bewerken – met een freesmachine of een zaag – van een houten object, dat is heel goed te automatiseren en te digitaliseren. Dat werkt goed in een industriële context. Het is ook gewoon noodzakelijk. Hout is duurder per kuub dan beton, dus als je dat 1:1 gaat vervangen, dan komt hout er nooit competitief uit. Je moet daarom in je systemen de enorm krachtige eigenschap van hout gaan gebruiken, namelijk het lichte gewicht. Met een hoge controle op kwaliteit kun je zo beton verslaan.” 

 

Haaks op traditioneel 

“Dat werkt beter in een industriële setting” analyseert Van Vugt. “Beter dan op een bouwplaats, waar iemand met een decoupeerzaag iets gaat afkorten en het dan gaat vernagelen of verschroeven. We streven naar zo min mogelijk op de bouwplaats en zoveel mogelijk toegevoegde waarde in een gecontroleerde setting. Zo kwamen we uit bij 3D modulair, dat is de mogelijkheid om zoveel mogelijk werk naar een assemblagehal te krijgen.” 

“Daar zitten wat voor- en nadelen aan wat betreft je flexibiliteit en in je ontwerp. Die proberen we in de woningbouw met modules op te lossen. Bij kantoorgebouwen geldt dat minder. Dan is een grotere overspanning belangrijk - en modulair is dan wat lastig te transporteren. En in veel van de vierkante meters in een kantoorgebouw zit weinig intelligentie of toegevoegde waarde. Het is gewoon een dragende constructie en een stevige vloer. Maar de plekken waar stopcontacten of ventilatiebuizen uitkomen, die zijn geconcentreerd in sub-stukken van het gebouw. Dus dan heb je daar relatief minder aan modulair dan in woningbouw of in andere kleinschalige vierkante meters.” 

Elzen ervaart de voordelen van deze manier van werken ook binnen Treetek: “Je ziet dat veel startups een koppeling maken tussen digitalisering en prefabricage. Door de kennis die zij opdoen in de loop van de tijd kunnen ze sneller en efficiënter een engineeringsproces begeleiden, zeker als het gaat over biobased materialen. Dat staat haaks op de traditionele manier van ontwerpen en bouwen, waarbij er op pdf’jes opmerkingen gemaakt worden en waarbij versiebeheer heel belangrijk is.” 

 

Special wordt makkelijk 

Jop Alberts ziet als architect enerzijds hout als ‘alleen maar een ander middel om mee te bouwen’ maar anderzijds ziet hij “de grote mogelijkheden die dit materiaal biedt in de koppeling met digitalisering. De databases van de houtbouwbedrijven worden nu gevuld met de vragen en de oplossingen – zowel voor het conceptuele 3D bouwen zoals Sustainer doet, of voor allerlei houtbouwsystemen zoals Treetek doet. En op een gegeven moment heb je die databases gevuld. Ik ben ervan overtuigd dat dit gaat leiden tot oplossingen die in de traditionele bouw als ingewikkeld worden gezien – dus duur – maar dat ze in dit soort systemen tot ‘gewoon één van de varianten’ gaan behoren. Omdat ze slim zijn gepre-engineered, maakt het niet heel veel uit of je de ‘ingewikkelde’ of de ‘simpele’ kiest. Want ze zijn beide net zo eenvoudig. Waar leidt dit soort ontwikkelingen in de houtbouw dan toe?  

Over een aantal jaar zullen we veel meer mogelijkheden hebben. Straks is voor een gedigitaliseerde houtsector de special niet lastiger dan de standaard in een woningbouwproject, waar de traditionele bouw zal moeten zeggen: ‘voor ons wijkt dit te veel af van de standaard, dus een duur element’.”  

 

Vertrouwen?  

Dat gaat nogal wat betekenen, voorziet Elzen: “Nu is het nog zo dat een werkvoorbereider een bestek krijgt en het bij drie partijen uitzet. De goedkoopste mag het leveren en dan pas je het op de bouw wel aan. Dat werkt niet. Je moet echt met een hogere mate van vertrouwen met partners gaan samenwerken, om juist de integratie van je gebouwdelen en de uitvoering zo goed mogelijk op elkaar te laten aansluiten. Dat stukje vertrouwen heeft echt met cultuur te maken. De bouwcultuur in Nederland is gebaseerd op wantrouwen. Dat maakt het ook lastig voor die partijen om de sprong te maken. Want iedereen wil aan de voorkant weten ‘Wat kost het nou?’ En wij als jonge partij vragen ‘geef ons nou dat vertrouwen, we nemen je mee in de keuzes die er voorliggen’. Uiteindelijk ga je gewoon per fase een beslissing nemen; go of no go. Integraal bouwen en ontwerpen, dat gebeurt nu nog te weinig. Daarom is het vertrouwen nog laag. En mensen zijn per definitie een beetje lui, dus die willen graag ontzorgd worden. Wij als nieuwe partij kunnen dat wel. Door de projecten die we in uitvoering hebben kunnen we klanten nu meenemen in het integrale ontwerp en bouwproces

 

Enorme kans

Werkelijk uniek of niet, Alberts weet dat het “sowieso heel goed is om verschillende concepten naast elkaar te hebben, want er zijn verschillende soorten opgaves en ook verschillende complexiteiten in die opgaves. Daar zal het ene concept beter bij passen dan het andere. Ze vullen elkaar aan, versterken elkaar, je kunt er altijd eentje kiezen die het beste past op een bepaalde plek.” 

De architect vult daarbij wel aan dat “er nog steeds een heel belangrijke rol is voor het maken van een goed ontwerp, het maken van goede steden en goede gebouwen, met de juiste manier van toegang tot de openbare ruimte en het gebruik daarvan. Dit geldt altijd, of je nou met een concept bouwt of niet.” 

Maar hout heeft wel zijn bijzondere interesse, naast het duurzame aspect: “Hout brengt dingen met zich mee die we niet kunnen doen vanuit beton. Zeker in de koppeling met digitalisering is hout een enorme kans. Het is veel makkelijker voor te bewerken en in de fabriek te bewerken. Het maakt niet uit of je het nou doet in een 3D-module of in 2D. Alles wat wij ontwerpen tegenwoordig, staat in zulke gedetailleerde modellen.” 

“Wel worden die nog te dom gebruikt” verzucht Alberts en hij illustreert: “In onze ontwerpmodellen kunnen we bijvoorbeeld alle armaturen en schakelaars modelleren, dus in principe ook waar de beoogde leidingen zouden moeten lopen voor de elektra, net als voor de andere installaties. Alleen wordt dat nu nog niet slim meegenomen in de fabricage. Uiteindelijk gaat iemand met een tekening op de bouw een betonwand storten en iemand moet met een meetapparaat aangeven waar de sparingen moeten komen. Daar gaat dan later het draadje in. Dat is eigenlijk een heel domme manier van bouwen en het gaat ook mis; dan zit dat ding tot 5 centimeter de verkeerde kant op.” 

Hoe moet het dan wel? “Slimmer is het om 1:1 dit soort ontwerpmodellen te gebruiken om direct fabricageprocessen aan te sturen.”  

 

Kosten, baten of TCO? 

Al die intelligente prefabricage brengt natuurlijk hogere investeringskosten mee ‘aan de voorkant’. Hoe zit het met de baten? Elzen wijst meteen op de aandacht die de stichtingskosten nog krijgen, bijvoorbeeld bij ontwikkelaars. “Maar wij zeggen: je moet naar Total Cost of Ownership (TCO) kijken, dus van ontwerp tot aan gebruik tot aan het slopen en het weer opnieuw gebruiken. Wanneer in een ontwerp losmaakbaarheid wordt meegenomen, dan is ook de restwaarde van een gebouw hoger. Dan krijg je een andere business case. Wanneer je met gepre-engineerde onderdelen werkt, dan is ook je onderdeel adviseurs en je stichtingskosten lager omdat je werkt met onderdelen waarvan je weet wat de prestatienormen zijn.” 

 

De transitie naar deze nieuwe praktijk is nog volop ‘werk in uitvoering’, zoveel is duidelijk. Elzen ziet met Van Vugt helder waar ze nu staan, in de evolutie van grootschalige houtbouw – en dat is nog relatief aan het begin van die veelbelovende ontwikkeling: “Bedrijven zoals de onze betalen nu het leergeld om de kennis op te bouwen. Wij zetten nu de bibliotheek, de database en de leveranciersstructuur op, waarmee wij in de toekomst de integratie van het ontwerp en de uitvoering beter aan elkaar kunnen koppelen. Het is een optelsom.”

Dit is het vierde artikel in de serie 'opschalen in houtbouw'.

Lees hier het eerste artikel. 

Lees hier het tweede artikel.

Lees hier het derde artikel.

 

DGBC-partners

INBO

SDG's

Logo voor Duurzame steden en gemeenschappenDuurzame steden en gemeenschappen

Gerelateerd

Binnenhof Den Haag

Minister Keijzer zet aanscherping MPG in de ijskast

69 huurwoningen verduurzaamd tot Paris Proof in Houten

69 huurwoningen verduurzaamd tot Paris Proof in Houten

Ronald Huikeshoven

Ronald Huikeshoven vertrekt als bestuurslid van DGBC