Betere klimaatbeheersing door betere gebouwinterfaces – theorie
Welkom bij deze video over gebouwinterfaces waarin ik uitleg hoe we de klimaatbeheersing van gebouwen kunnen verbeteren door meer aandacht te besteden aan de interactie tussen de gebouwinstallaties en de gebouwgebruikers. Mijn naam is Marleen Spiekman en ik ben onderzoeker bij TNO, waar ik me richt op de interactie tussen technologische gebouwinnovaties en menselijk gedrag. Vandaag wil ik het hebben over een cruciaal onderdeel van onze klimaatsystemen, namelijk de gebruikersinterface.
Interface en binnenklimaat
We klimatiseren gebouwen voor het verblijf van mensen. Een gebouw moet energiezuinig, comfortabel en productief zijn. In de ‘war for talent’, waarin bedrijven fel concurreren om de beste werknemers aan te trekken en te behouden, wordt dit steeds belangrijker. Toch klagen kantoorgebruikers nog steeds over het klimaat op hun werkplek. We proberen deze klachten te voorkomen met goed ontworpen klimaatinstallaties, betere gebouwbeheersystemen, meer sensoren en slimmere regelingen. Eén component wordt echter vaak over het hoofd gezien: de userinterface.
Een goede userinterface kan klachten aanzienlijk verminderen. Maar wat maakt een userinterface goed? Het is een feit dat er regelmatig klachten zijn over het klimaat in kantoren. Een door een systeem geregeld binnenklimaat wordt niet altijd door iedereen als comfortabel ervaren, omdat kantoorgebruikers verschillen in metabolisme, fysiologie en kleding. Deze individuele factoren bepalen wat iemand op een bepaald moment nodig heeft, en dat kunnen systemen niet volledig voorspellen. Daarom is het binnenklimaat niet 100% datagedreven te regelen maar dat is helemaal niet erg. Er wordt niet voor niets gezorgd voor aanpasbare regelingen op de werkplek. We weten dat persoonlijke controle een invloedrijke factor is voor de tevredenheid, het comfort en de productiviteit van kantoorgebruikers. Omdat we niet allemaal hetzelfde zijn en ook niet op alle momenten van de dag hetzelfde nodig hebben, is het belangrijk dat we het binnenklimaat aan onze behoeften kunnen aanpassen. Dit kan via een interface, zoals een thermostaat of een display met informatie over het binnenklimaat en opties om deze in te stellen.
Misverstanden over interfaces
Er bestaan hardnekkige misverstanden over het gebruik van interfaces. Een veelvoorkomend misverstand is dat gebruikers tevreden zijn als ze geen aanpassingen doen aan instellingen. Onderzoek toont namelijk aan dat gebruikers vaak geen aanpassingen doen omdat ze niet weten hoe de interface werkt of omdat ze niet zeker zijn of hun aanpassingen effect hebben. Dit kan juist leiden tot ontevredenheid en het idee dat de interface niet werkt. Een ander misverstand is dat een interface niet echt hoeft te werken, zolang gebruikers maar denken dat het werkt. Hoewel de perceptie van controle belangrijk is, kan een nep-interface uiteindelijk leiden tot verlies van tevredenheid en vertrouwen, wanneer gebruikers merken dat hun aanpassingen geen effect hebben.
Waar kan ik op letten bij het kiezen van interfaces?
De interface op deze slide zat in een kantoorgebouw waar de gebruikers de temperatuur maar met 2 hoger en of 2 graden lager konden aanpassen. Omdat de gebruikers vanwege de aangegeven temperaturen een veel grotere range dachten te hebben, kwamen ze tot de conclusie dat de interface niets deed om er vervolgens niets meer mee te doen en daarmee te accepteren dat hun kantoor regelmatig te koud was. Deze interface paste duidelijk niet bij het systeem in dit betreffende kantoor. Er is geen one size fits all voor alle gebouwen, want gebouwen en voorzieningen in gebouwen verschillen. Bij het kiezen van een interface is het dan ook belangrijk om in kaart te brengen wat de behoeften van gebruikers zijn én wat de functionaliteiten zijn van de installaties die je met de interface wilt bedienen, zodat je daarop aan kunt sluiten.


Gebruikersbehoeften
In een eerder onderzoek in het Brains4Buildings-project hebben we onderzocht welke gebruikersbehoeften er kunnen zijn. Ik zal er een paar uitlichten. Zo is er de wens dat de interface de status van het systeem communiceert en welke functionaliteit het systeem heeft. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om zaken als wat is de temperatuur nu en welke temperatuur is er ingesteld. Als daar verschil tussen zit, wil een gebruiker graag zien of het systeem wat gaat doen om die temperatuur te bereiken: is de verwarming aangeslagen of, als het om een lagere temperatuur gaat, is er koeling aanwezig en is die door de gewijzigde temperatuurinstelling ingeschakeld? Het is duidelijk dat de interface in het voorbeeld niet aan deze wensen voldoet. Het is een simpele interface, maar hij geeft geen handvatten voor een gebruiker die niet goed weet wat ‘ie moet doen of zich afvraagt of het systeem eigenlijk wel werkt.


Ontwerpdimensies
Er zijn diverse factoren die een rol spelen bij het kiezen of ontwerpen van een gebouwinterface. Omdat er geen interface is die past bij elk gebouw, is het van belang om eerst de gebruikersbehoefte en context van het gebouw goed te onderzoeken. Vervolgens kun je afwegingen met betrekking tot de interface in kaart brengen met behulp van zogenaamde ontwerpdimensies. Dit creëert een gedeelde visie van de gewenste interface en zorgt ervoor dat er aandacht is voor zo veel mogelijk invalshoeken. De dimensies zijn hierbij neutraal – welk punt op de dimensies wenselijk is, is afhankelijk van de eisen, doelen en gebruikersbehoeften die eerder in kaart zijn gebracht.
Voorbeelden van ontwerpdimensies
Laten we de interface van eerder als voorbeeld gebruiken om de werking van de ontwerpdimensies uit te leggen. Een van de ontwerpdimensies gaat over de match tussen de controle die de interface weergeeft aan de gebruiker en de daadwerkelijke functie van het gebouw of systeem. In dit geval impliceert de interface dat de gebruiker een temperatuur tussen 5 en 30 graden kan instellen. Afhankelijk van wat er is ingesteld zal dit niet overeenkomen met de werkelijke controle over de temperatuur, maar omdat de gebruiker wél enigszins controle kan uitoefenen geven we dit op de dimensie weer door de stip dichtbij maar niet helemaal bij “Geen match” te plaatsen.
Een andere ontwerpdimensie gaat over de balans tussen systeem en gebruiker, en wie hier uiteindelijk “het laatste woord” heeft. Het systeem heeft met dit interface meer controle dan de gebruiker – het beslist zelf hoe het de ingestelde temperatuur zal bereiken en wat de maximale en minimale temperatuur is. De gebruiker lijkt wel controle te hebben binnen de beschikbare actieradius – het systeem zal waarschijnlijk niet vanzelf weer terugschieten naar een standaardtemperatuur. We geven dit aan door de stip op de dimensie iets verder dan halverwege richting “Systeem in controle” te plaatsen.


Het is belangrijk om je te realiseren dat alle posities op de dimensies voor- en nadelen hebben en dat er geen “optimale” instelling is. Op een vergelijkbare manier kun je zo alle ontwerpdimensies van meerdere interfaces in kaart brengen. Op deze manier kun je interfaces op concrete punten met elkaar vergelijken en voor- en nadelen van verschillende ontwerpen tegen elkaar afwegen. Zo kan je een afgewogen keuze maken voor een interface die goed aansluit bij de wensen van de gebruikers en de functionaliteit van het klimaatsysteem.
Bedankt voor het kijken naar deze video. We hopen dat we je interesse hebben gewekt om aandacht te besteden aan zorgvuldige keuze van klimaatinterfaces in gebouwen.